In de leeftijd van twee tot vier jaar leren kinderen hoe ze met anderen om kunnen gaan. Deze fase is dan ook een belangrijke periode om te ontdekken hoe ze samen kunnen spelen en speelgoed kunnen delen. Hoewel kinderen in deze fase vaak ruzietjes hebben over speelgoed, is dit een normaal onderdeel van hun ontwikkeling. Juist door deze kleine conflicten leren ze belangrijke sociale vaardigheden.
Bijvoorbeeld, wanneer twee peuters vechten om hetzelfde stuk speelgoed, leren ze door ervaring en begeleiding van volwassenen wat wel en niet acceptabel is. Het is in deze fase van opgroeien belangrijk om kinderen te helpen begrijpen dat iedereen een kans moet krijgen om met het speelgoed te spelen. Als opvoeder kun je helpen door dan te zeggen: “Nu is het tijd voor kind A om te spelen, en daarna is het jouw beurt.”
Daarnaast kunnen opvoeders kinderen aanmoedigen om samen te spelen door speelgoed te kiezen dat gedeeld kan worden, zoals bouwblokken of grote puzzels. Dit helpt kinderen te leren dat spelen met anderen leuk en lonend kan zijn.
Opdracht 1:
- Deel de groep op in tweetallen.
- Organiseer een spelmoment waarbij twee kinderen om de beurt met hetzelfde speelgoed spelen. Begin met een timer en stel voor dat elk kind vijf minuten speelt voordat ze wisselen.
- Bespreek daarna met de kinderen hoe zij zich voelde toen het hun beurt was om te spelen met het speelgoed, en daarna hoe het was toen zij moesten wachten.
- Deel je bevindingen van deze opdracht in de besloten Facebook groep onder gids 12.
Opdracht 2:
- Kies speelgoed voor de kinderen dat gedeeld kan worden, zoals bouwblokken of een grote puzzel. Moedig de kinderen aan om samen iets te bouwen of de puzzel op te lossen.
- Bespreek daarna met de kinderen wat ze vonden van het samen spelen, en hoe ze elkaar hebben geholpen tijdens het samen spelen.
- Deel je bevindingen van deze opdracht in de besloten Facebook groep onder gids 13.