De pesters weten zich ten opzichte van de gepeste jongere goed staande te houden zolang het schoolgaand is. De schoolprestaties, populariteit en zelfwaardering van de pesters zijn groter dan bij het gepeste kind. De populariteit en zelfwaardering echter zijn schijn. De meeste kinderen zijn bang voor de pesters. De pesters ervaren een negatief proces van sociaal leren, waarbij zij leren doelen te bereiken zonder op een sociaal aangepaste manier met anderen te onderhandelen. Het ergste is nog dat de pesters zich ergens wel schuldig voelen, maar niet weten hoe te stoppen. Tijdens de adolescentie hebben pesters meer kans op ernstige problemen waarbij alcohol en drugs een rol spelen. Zo zijn jongens bijvoorbeeld vaker bij vechtpartijen betrokken en lopen meisjes het risico om op jonge leeftijd zwanger te raken en in situaties te belanden van huiselijk geweld.
Over het algemeen laat de pester vaak de volgende signalen zien als pestgedrag:
- stoer doen en imponeren
- fysiek sterker dan de gepeste
- overheersend
- wil zichzelf ten koste van alles bewijzen
- reageert agressief bij tegenwerking
- is impulsief
- heeft grote ideeën van zichzelf
- wordt eerder gevreesd dan geliefd binnen een groep.
Opdracht voor jou:
- Kijk eens goed rond in je omgeving. Zou jij met de informatie die je nu weet over een pester weten wie er mogelijk een pester zou kunnen zijn of geweest is?
- Kun je uitleggen waarom je denkt dat deze persoon een pester is of is geweest?
- Deel je antwoorden in de besloten Facebook groep onder gids 10.
Opdracht voor het oudere kind:
- Laat de jeugdige een kort verhaal schrijven van minimaal een halve pagina over een dag op school vanuit het perspectief van een gepest kind. Laat de jeugdige beschrijven wat het kind meemaakt, hoe het zich voelt en wat het zou willen dat er gebeurt. Laat de jeugdige voor dit verhaal ten minste vijf van de volgende woorden gebruiken in zijn of haar verhaal: stoer, bang, agressief, vechten, schoolprestaties, populair, schuldig, vriend, pesten.
Opdracht voor jou:
- Laat de jeugdige een stripverhaal maken van vier tot maximaal zes plaatjes waarin hij of zij laat zien wat er gebeurt als een pester iemand pest en hoe de gepeste zich daarbij voelt. Laat de jeugdige zelf een aantal plaatjes opzoeken in kranten of tijdschriften om zijn of haar stripverhaal te kunnen maken. In het laatste plaatje laat de jeugdige zien hoe een andere leerling of een leraar helpt om het probleem op te lossen. Help de jeugdige bij het duidelijk neerzetten van de emoties van de personages.